by Jeroen de Ridder, associate professor of Epistemology and Metaphysics at the Vrije Universiteit Amsterdam
Op 10 april 2019 om 15.00u ’s middags toonde de Nijmeegse sterrenkundige Heino Falcke vanuit het hoofdkwartier van de European Research Council de wereld de eerste foto van een zwart gat. Falcke was op dat moment voorzitter van de wetenschappelijke raad van de Event Horizon Telescope, een grootschalig samenwerkingsverband van sterrenkundigen waarin ze radiotelescopen over de hele wereld met elkaar verbinden om zo een interferometer ter grootte van de hele aarde te creëren. Het beeld van het zwarte gat was het resultaat van een verbinding tussen acht radiotelescopen, tot stand gebracht door een team van meer dan 300 wetenschappers in 60 instituten uit 18 landen van over de hele wereld!
Team science
Samenwerking in kleinere en grotere groepen is tegenwoordig de norm in de wetenschap. Het aantal auteurs per paper stijgt al jaren gestaag en wetenschappelijke publicaties met slechts één auteur zijn – behalve in enkele vakgebieden – een uitstervende soort. De vraag hoe je ‘team science’ beter kunt faciliteren en waarderen speelt ook een belangrijke rol in de huidige discussie over het anders erkennen en waarderen van wetenschappers.
Dat roept de vraag op of teams van wetenschappers deugden en ondeugden kunnen bezitten. Dan gaat het er niet om of individueel excellente wetenschappers goed kunnen samenwerken. De vraag is of groepen zelf deugden kunnen bezitten, zelfs wanneer groepsleden die niet hebben. Wanneer je gaat nadenken over collectieve deugden of groepsdeugden, ontstaan er namelijk verrassende mogelijkheden. Ik schets er drie.
Individuele ondeugden, collectieve deugd
De geestesvader van de moderne economische wetenschap, Adam Smith, schreef al dat het samenspel tussen individuele ondeugden op groepsniveau tot goede uitkomsten kan leiden. Collega’s met een overmaat aan geldingsdrang kunnen elkaar tot grotere hoogten stuwen. Iemand die bruist van wilde creatieve ideeën is lang niet altijd in staat om ze systematisch in detail uit te werken, maar kan samen met een uiterst consciëntieuze en vasthoudende collega meer voor elkaar krijgen. De kunst is om uit te vinden welke combinaties van individuele ondeugden onder wat voor omstandigheden tot gewenste uitkomsten voor de groep leiden.
Een cultuur die deugt
Een team van samenwerkende wetenschappers of andere professionals ontwikkelt altijd impliciete en expliciete regels en praktijken om het werk in goede banen te leiden: procedures, gewoontes, omgangsvormen, manieren om informatie uit te wisselen, hardware en software om kennis en informatie te organiseren, op te slaan of te delen, ‘rituelen’ om successen te vieren of met tegenslag om te gaan, enzovoorts. De structuur en cultuur van een groep kan ervoor zorgen dat de groep als geheel excelleert, zelfs als de leden van de groep individueel geen bijzondere deugden bezitten. Een mooi voorbeeld is het Open Science Framework: een verzameling software en formats die onderzoekers kunnen gebruiken om hun data op te slaan en toegankelijk te maken, analyses transparant te pre-registreren en conclusies reproduceerbaar te delen. Wanneer een team zich committeert aan dit raamwerk, zorgt dat ervoor dat hun werk aan een aantal belangrijke kwaliteitseisen voldoet. Een ander voorbeeld is dat groepen met een sterke sociale identiteit en een krachtig professioneel ethos hun leden stimuleren om het beste uit zichzelf te halen en zich op te trekken aan voorbeeldfiguren in de groep.
Inherent collectieve deugden
De derde en laatste mogelijkheid is dat er deugden bestaan die alleen groepen kunnen bezitten: stabiele handelingspatronen die excellent zijn in moreel of intellectueel opzicht, maar alleen groepsgewijs verricht kunnen worden. Naast de vertrouwde individuele deugden als bijvoorbeeld voorzichtigheid, creativiteit en een open geest, zouden er dan ook deugden bestaan die inherent collectief zijn. Het is nog niet eenvoudig om hiervan overtuigende voorbeelden te geven; wellicht ontbeert het wetenschappelijk discours over deugden ook nog een ontwikkeld vocabulaire hiervoor. Maar neem iets als gedeelde solidariteit of wederzijds empathisch begrip. Die zaken vereisen per definitie dat mensen zich inleven in elkaar, mentale afstand innemen tot hun eigen kijk op de dingen, zich openstellen voor de perspectieven van anderen en zich elkaars belangen en prioriteiten deels toe-eigenen om zich daarvoor in te zetten.
Dit zijn slechts denkrichtingen en conceptuele mogelijkheden – het métier van de filosoof. Om de geschetste opties in te kleuren moeten filosofen, historici en sociale wetenschappers die deugden en ondeugden bestuderen samen aan de slag.
(Ik werk deze ideeën grondiger uit in een te verschijnen hoofdstuk: Jeroen de Ridder, “Three Models for ‘Collective Virtue’,” in: Social Virtue Epistemology, geredigeerd door Mark Alfano, Colin Klein en Jeroen de Ridder, New York/Londen: Routledge, 2022.)