Door Herman Paul
Dit voorjaar moest het er dan eindelijk van komen. Ik zou mijn dikwijls uitgestelde boek over deugden en ondeugden in de negentiende-eeuwse geschiedwetenschap gaan afmaken. Ik zou mijn kamerdeur achter me sluiten, mijn fotokopieën erbij pakken en een paar maanden ijverig gaan schrijven. Eind augustus, was mijn plan, zou er een manuscript liggen dat uitlegt waarom negentiende-eeuwers zulke uitgesproken ideeën hadden over de deugden die historici in hun werk moesten etaleren en de ondeugden die zij moesten zien te vermijden.
Maar toen bereikte het coronavirus onze lage landen, gingen de basisscholen dicht en vond ik mezelf terug aan de keukentafel met twee kinderen die dagelijks geholpen moesten worden met een hele stapel schoolwerk. Zoals iedereen probeer ik sindsdien dagelijks een paar uurtjes te werken, wat vooral betekent: online college geven, mailen met collega’s, bellen met scriptieklanten en skypen met promovendi. Weg schrijftijd, dag deugden…
Al snel realiseerde ik mij echter dat academische deugden in tijden van corona relevanter zijn dan ze lang geleken hebben. Aan de ene kant appelleert de crisis aan verantwoordelijkheidsbesef. Het onderwijs moet doorgaan, zo niet offline, dan online. Al heb je je handen vol aan kinderen en hulpbehoevende familieleden, het is een deugd of zelfs een plicht college te blijven geven, scripties te blijven begeleiden en tijdschriftartikelen te blijven reviewen. Dit is het aloude motief van suffering for science: de wetenschap dienen, al heb je barstende hoofdpijn en zou je graag eens een moment voor jezelf hebben. Zoals een collega op Twitter schreef: ‘Nooit gedacht dat ik vanuit mijn slaapkamer college zou geven. Ik mis mijn privacy en mijn rust. Het is een uitputtingsslag. Dit is niet normaal.’
Er is echter ook een andere kant. Deels in reactie op dit suffering for science zie ik collega’s met elkaar meeleven en voor elkaar inspringen. Een promovenda stuurt mij LinkedIn-berichten van ene Christoph Keller, die zijn stafleden voorstelt alle deadlines en formaliteiten voorlopig te negeren. Laten we liever onze 06-nummers uitwisselen, zegt Keller, en elkaar bijstaan in deze emotioneel pittige tijden.
Dit laatste intrigeert mij. Op mijn werkkamer (nu ontoegankelijk) ligt het boekje The Slow Professor. Hierin breken Maggie Berg en Barbara K. Seeber een lans voor aandacht en zorgzaamheid – attitudes die een tegenwicht zouden moeten bieden aan een academisch regime waarin productiviteit het voornaamste is dat telt. Tot op heden is de slow scholarship movement echter een marginaal verschijnsel gebleven. Iets dergelijks geldt voor Rita Felski en haar pleidooi voor ‘postkritische’ deugden als luisteren en meevoelen. Iedereen knikt instemmend en gaat vervolgens over tot de orde van de dag: er wacht nog een deadline!
Zal de coronacrisis hierin verandering brengen? Dat lijkt me niet waarschijnlijk. De structuren die ons vóór de crisis ‘druk, druk, druk’ maakten, zullen straks niet zijn verdwenen. Sterker nog, in de economisch zware tijden die ons staan te wachten, zal het hoger onderwijs eerder minder dan meer geld krijgen toegeschoven. Daarom lijkt het me waarschijnlijker dat corona zal doen wat crises dikwijls doen: bestaande spanningen uitvergroten. De universiteit zal ons vragen nóg iets harder te lopen, terwijl we meer dan ooit beseffen: onderwijs en onderzoek gedijen niet bij stress – en mensen al helemaal niet.
Dit is, kortom, een goed moment om jezelf de vraag te stellen: welke eigenschappen vind ik belangrijk? Welke academische deugden of ondeugden belichaam ik nu ik thuis achter de laptop zit en zou ik tentoon willen spreiden als straks de universiteit weer opengaat?
Dit stuk werd eerder gepubliceerd in Tijdschrift voor Geschiedenis 133 nr. 2 (2020), 167-168.
DOI: https://doi.org/10.5117/TVGESCH2020.2.001.PAUL
Over de auteur
Herman Paul is hoogleraar geschiedenis van de geesteswetenschappen aan de Universiteit Leiden, waar hij een NWO Vici-project leidt over ‘Scholarly Vices: A Longue Durée History’.